Théo Van Rysselberghe, portretschilder  |  | Théo Van Rysselberghe Portret van Jean Capeinick, 1881 MSKG, inv. 1931-U |
|
Hoewel Théo Van Rysselberghe talrijke landschappen en marines heeft geschilderd, was hij vooral geïnteresseerd in de menselijke figuur. Door zijn ogen maken we kennis met zijn familieleden en vrienden, en met een reeks personages die een belangrijke rol speelden in zijn artistieke leven en in het culturele centrum dat Brussel rond de eeuwwisseling was.
Als Belg, opgeleid in eigen land, was Van Rysselberghe doordrongen van de Vlaamse traditie in de portretkunst van oude meesters zoals Jan van Eyck, Peter Paul Rubens en Antoon Van Dyck. Als kunstenaar van de 19de eeuw beantwoordde hij aan de stijgende vraag van de burgerij naar portretten. De voorliefde voor geschilderde portretten was immers na de ontdekking van de fotografie eerder toegenomen dan verminderd. Als beginnend schilder werkte Van Rysselberghe in een vlotte schetsmatige stijl die rond 1880 bij de moderne Belgische kunstenaars geliefd was. Deze stijl, ook tachisme genoemd, is geëvolueerd uit het realisme van de jaren 1860 en vormt in vele Noord-Europese landen een equivalent voor het Franse impressionisme.

 | Théo Van Rysselberghe Armand Heins aan het schilderen in open lucht, 1903 MSKG, inv. 1935-J |
 | Théo Van Rysselberghe Portret van Marguerite Van Mons, 1886 MSKG, inv. 1979-C | In zijn portretten van de jaren 1886-1887 verfijnde de kunstenaar de informele techniek en werd zijn koloriet lichter en subtieler. De portretten uit deze periode, zoals de dubbelportretten van de zussen Camille en Marguerite Van Mons (1886, MSKG en 1886, Niedersächsisches Landesmuseum, Hannover) tonen invloed van James McNeill Whistler, ‘invité’ van Les Vingt vanaf 1884, en zijn verwant met sommige werken van James Ensor en Fernand Khnopff. Aan deze fase kwam abrupt een einde toen Van Rysselberghe, onder invloed van Georges Seurat en Paul Signac, de neo-impressionistische stippeltechniek ging gebruiken.
Hij bleef echter trouw aan een realistische voorstelling, en in zijn portretten  | wilde hij steeds de psychologie van het model weergeven. Van Seurat nam hij dus alleen de techniek over, en niet de rituele stilering. Zijn portretten zijn klassiek opgevat, vaak monumentaal, maar toch eigentijds door de toepassing van de nieuwe techniek. Hij slaagde erin de voornaamheid van de aloude portretkunst en de conversatiestukken te combineren met de nieuwe techniek. Op het einde van de jaren 1890 liet Van Rysselberghe de systematische toepassing van het pointillisme achterwege, en begon met veel grotere toetsen te schilderen. Zijn schilderijen lijken doordachte tekeningen met stevige volumes en contouren die achteraf met kleurrijke accenten werden opgewerkt. Naast individuele portretten schilderde de kunstenaar verscheidene familieportretten en groepscomposities, zoals De lezing door Emile Verhaeren, waarin hij een overvloedig decor creëert van stoffen, meubelen en bloemen.
 | Théo Van Rysselberghe Maria Sèthe aan het harmonium, 1891 KMSKA, inv. 2690 |
|